Angera (4.900 inwoners) is het eerste belangrijke plaatsje dat men op de Lombardische kust bereikt. In het meer ligt het kleine Partegora-eiland, dat beplant is met slanke cypressen. Tegenover Angera ligt aan de andere kant van het meer Arona, dat zich uitstrekt aan de voet van de groene heuvels en de rotswanden. |
![]() |
||||||||||||||
Angera, reeds bewoond in de voorhistorische tijd, werd onder de romeinse overheersing (Vicus Sebuinus) een garnizoensplaats en een drukke handelshaven. Nadat de Barbaren het stadje hadden verwoest, werd Angera door de Lombarden herbouwd, van versterkingen voorzien en tot hoofdstad gemaakt van een hertogdom door de Franken in graafschappen en eigendommen verdeeld. Tijdens de overheersing van de Saksen werden Angera en het omliggende land door de aartsbisschop van Milaan bestuurd. Ottone Visconti veroverde Angera op de Torriani's en maakte het stadje tot bezit van de familie Visconti. Het graafschap, dat onder Galeazzo (1397) was vergroot, verloor een stuk van zijn gebied onder de Borromeo's (1450), die ondanks conflicten met de Sforza's er heer en meester wisten te blijven tot aan de komst van de Spanjaarden (1535), die het land in 1623 teruggaven. Onder de oostenrijkse heerschappij (18e eeuw) behield de familie Borromeo haar invloed tot op zekere hoogte en bleef de vesting (Rocca) haar eigendom.
Aan het einde van de boulevard ligt de Piazza Garibaldi die beplant is met een dubbele rij wilde kastanjes. Tegenover de kleine haven staat het sanctuarium van de Madonna di Riva, dat ontworpen is door een leerling van Pellegrino. De bouw van het sanctuarium, waarmee in 1622 werd begonnen, is nooit voltooid. Het schip en de kansel dateren uit de 17